Snuffelstages als werk

Sommige kinderen weten al heel vroeg wat ze willen worden. Ze hebben er een beeld van en een drive om daar te komen.
Andere kinderen hebben geen flauw idee en hebben ook na het verlaten van de middelbare school nog geen clou waar ze zelfs maar moeten beginnen om erachter te komen wat ze zouden willen gaan doen, noch hoe ze de weg moeten vinden in de wirwar aan opleidingen die het vervolgonderwijslandschap te bieden heeft.
De exotische functienamen die de afgelopen decennia in het werkveld zijn ontstaan, helpen er niet bij.
Wie weet wat een Director of First Impressions zoal doet? Wat moet je kunnen als je Ambassador of Buzz bent, of Rooms Division Manager, Voorman Offshore, Relocation Assistant, Sales Representative, International Key Accountmanager, Intaker, Participatiecoach, Implementatie Medewerker, Customer Service Professional, Customer Succes Medewerker, Voice Data Executive, Aqua Host?

[ut_animated_image size=”medium” image=”2287″ effect=”tada”]

Ik kom ze tegen. Mensen die zulke functietitels dragen. En ik speel ze. Omdat andere mensen gesprekken met ze voeren en ze daar iets in uit willen proberen. Als ik de rol uitvraag en zeg: ‘Ik ben dus Salesmanager Institutional Business Development’ of ‘Ik ben dus je leidinggevende en Systems Availability Manager’ of ‘Ik ben je collega Beleidsmedewerker Gastvrijheidseconomie’ gevolgd door mijn vraag: ‘Wat doe ik dan zoal de hele dag?’ dan zijn er altijd wel collega’s bereid om de grap te maken: ‘Dat vragen wij ons ook altijd af.’ Maar uiteindelijk komt er een verhaal. Ik krijg een beeld van hoe mijn dagen gevuld zijn. Waar mijn werk vandaan komt. Aan wie ik verantwoording afleg. Wie er allemaal invloed heeft op of ik mijn doelen kan bereiken. Of ik met mijn werk de wereld een beetje beter kan maken en hoe dan.

Toen mijn kinderen opgroeiden kwamen er stages die er nog niet waren toen ik de middelbare school doorliep: de snuffelstage. De mogelijkheid kennis te maken met een bedrijf of een beroep. Later kwamen daar maatschappelijke stages bij. Ik vond het fijn voor de kinderen. Eindelijk iets concreets meemaken, na alle algemene kennis waarvan ze nog niet konden weten of ze daar ooit iets aan zouden hebben.

Ik was een van die kinderen die al vroeg wist wat ze wilde ‘worden’. De drijfveer om te spelen zat er sterk in. Met vallen en opstaan kon ik naar een toneelschool. Ik ontdekte hoe het was om in het theater te werken, voor televisie en in de film. En toen ik voelde dat ik meer wilde, dat ik het anders wilde, waren er voor mij geen snuffelstages.

Tot ik het trainingsacteren ontdekte.

Ik kwam de ene dag binnen in het magazijn van een groot logistiek bedrijf en de andere dag ging ik door de detectiepoorten van de Nederlandsche Bank. Ik toonde mijn paspoort bij de rechtbank op maandag en op dinsdag liep ik een verpleeghuis binnen. De ene week liep ik door de gangen van een ministerie, de andere week door een schoolgebouw, een ziekenhuis of een advocatenkantoor.
‘Werk je hier of heb je hier gewerkt?’
Als die vraag aan me wordt gesteld, heb ik mijn werk goed gedaan. Dan heb ik zo meegekleurd met de context en de cultuur, dat mensen zich kunnen voorstellen dat ik één van hen ben. Iemand binnen het bedrijf die zich toevallig beschikbaar heeft gesteld om uitdagende gesprekken mee te voeren.
Een aantal keren dacht ik: het zou best leuk zijn om hier te werken. En ik zou het gedaan hebben, ware het niet dat ik al het leukste vak heb dat er is: acteur in het bedrijfsleven; inmiddels Master of Action Learning. (Ja, ja, ook ik heb een exotische functienaam.)
Dus ik blijf nog even snuffelen.

Loes

[ut_animated_image size=”medium” align=”center” image=”2285″ effect=”bounceInLeft”]